Ineens voelt het belangrijk, noodzakelijk, onvermijdelijk. Het valt patsboem binnen. Zomaar. In een heel helder en ook doodgewoon moment.

Het is een paar weken geleden. Ik ben op zoek naar de naam van een psycholoog die ik jaren geleden in een workshop heb gehad. Hm, ja...hoe heette ze ook alweer... Ineens krijg ik een idee en ga zoeken in de facturen van mijn boekhoudprogramma. Aha! Daar staat ze. Och ja, hoe kon ik dat toch vergeten.

Maar dan glijdt mijn blik over een andere naam. Laat ik haar Wilma noemen. Ik voel dat mijn hart even stilstaat. Ik voel de spanning in mijn lijf bij de herinnering die deze naam bij me oproept. En ik weet het meteen: ik moet hier iets mee.

Ik kom Wilma tegen op een bijeenkomst van psychologen en psychotherapeuten. Het is erg gezellig. Prachtige gesprekken en daar houd ik van. Zo kom ik ook in een heel open en vertrouwelijk gesprek met Wilma. Wilma is een warm en liefdevol mens. Als psycholoog is ze dol op haar werk en ze draagt haar cliƫnten een warm hart toe. Na wat verder praten besluit Wilma een tweedaagse workshop bij mij te doen. Hartsikke leuk.

Ik heb een leuke groep mensen bij elkaar en vol enthousiasme gaan we aan de slag. De deelnemers vinden het erg leerzaam, het is prachtig weer en we hebben het goed met elkaar. Aan het eind van de tweede dag is er nog tijd voor een oefening die ik doe met een deelnemer voor de groep.

Deze oefening duurt wat lang en de deelnemer maakt een opmerking over de ongemakkelijke stoel. Ze krijgt er last van haar rug van. Ineens zie ik Wilma de ruimte verlaten en even later terugkomen met kussens voor deze zere rug. Het is hartstikke lief, maar ik voel meteen irritatie.

In mijn beleving worden de kussens een storend element in het werken met de deelnemer. Ik sta op, ruk de kussens uit Wilma haar handen, open de deur en gooi ze terug de gang op. Ik zeg, dat ik dit erg storend vind en ga terug naar mijn stoel voor de groep.

Ik weet het meteen. Fout, fout, fout. Och wat baal ik hiervan. Ik schaam me. Dit is zo onprofessioneel! En waar komt dit toch vandaan, deze felheid en irritatie?
Na een positieve evaluatie van alle deelnemers, inclusief Wilma, gaat de groep uit elkaar. Niemand zegt iets over mijn uitval.
En ik...ik weet niet meer hoe ik thuisgekomen ben. Ik stort volledig in.

Thuisgekomen blijk ik ziek te zijn. Waarschijnlijk getriggerd door vermoeidheid. Ik was niet meer in staat om wat er aan het eind gebeurde netjes op te vangen of gewoon te laten voor wat het was.

Ik ben nog weken ziek geweest. Maar dat is geen excuus, want ik had ook later contact met Wilma kunnen opnemen en ik heb dat niet gedaan. Collega's die ook met groepen werken vonden dat ik het niet zo groot moest maken. Toch zat het me dwars, maar ik vond het ook weer spannend om er veel later nog op terug te komen.

Het zien van haar naam Wima, roept een herinnering op van pijn, schuld en beschaamd vertrouwen. Het besluit wat ik neem voelt belangrijk, noodzakelijk, onvermijdelijk en het maakt me licht en blij.

Na al die jaren schrijf ik Wilma een mail met excuses. Een paar dagen later krijg ik een vriendelijke mail terug. De excuses zijn aanvaard. En waar ik zo blij om ben, is dat ze mijn botte reactie niet persoonlijk heeft gemaakt. Ze heeft het bij mij gelaten. Wat een opluchting.

Een bijzonder doodgewoon moment. Er is vrede in mijn hart.