Nooit weer vergeet ik dat moment. Het gekraak van indeukend metaal. Pats...met meteen daarna de regen van glas. De auto rolt maar door en in mij is het stil. Heel stil. Ongekend stil. Ik kom met de voorkant van de auto op een andere snelweg terecht en ik zie en hoor de auto's langs zoeven. Ik denk nog: "Dit is niet een handige plek". Maar ik blijf zitten waar ik zit. Ik kijk naar rechts en ik zie een vrouw en een man met (zo blijkt later) verbanddozen op me afrennen. Ze roepen iets, zwaaien met de armen. Ik moet bijna lachen. Wat een waardeloze toestand is dit toch.

Het is zaterdagochtend, september 2006. Ik zeg mijn vier kinderen gedag die al uit bed zijn en stap in de auto op weg naar Amersfoort. Ik heb vreselijk zin in de dag. Eindelijk komt een supervisor van het Instituut voor Psychosynthese uit Londen ons een hele dag superviseren.
Er is geen kip op de weg, ik kan de gaspedaal lekker intrappen. Ik ken de weg als mijn broekzak. Als ik me zo mijmerend afvraag wie er allemaal komen vandaag, zie ik ineens een splitsing. Maar ik zie geen borden. Huh, wat is dit. Alleen maar een groot bord 'Van A naar Beter'. Ik moet à la minuut beslissen welke afslag ik neem en door mijn gemijmer weet ik niet waar ik ben. Ik besluit snel links aan te houden. Ik moet ergens naar rechts, maar misschien komt die afslag nog. Vlak voor ik de groenstrook in V-vorm nader, gooi ik het stuur om. Nee, toch maar niet. Ik wil niet te laat komen. Dit is toch echt de afslag naar Lelystad.

En dan begint het. Ik ben de controle over het stuur totaal kwijt. Op de twee rechter wielen ga ik naar rechts. Oh...dit gaat helemaal niet goed. Ik gooi het stuur om in de hoop weer op vier wielen terecht te komen, maar het worden de twee linker wielen. Ineens zie ik de vangrail op me afkomen en gooi het stuur weer om richting de groenstrook. Dan...een enorme klap. Pats...de voorruit springt eruit en de auto begint te draaien en te tollen.

Ik geef me over. Het is doodstil in mij. Ik denk nog: "Ze zeggen dat het leven als een film heel snel aan je voorbij gaat als je doodgaat, maar dat heb ik niet". Waar ik wel aan denk is mijn vier kinderen, die ik allemaal een zoen heb gegeven: "Tot vanavond, veel plezier!" Behalve...mijn zoon van vijf. Hij zat midden in zijn spel. Ik glimlachte nog. Ach laat hem maar lekker.

Als de auto stilligt besef ik dat ik nog leef. Hè hè, nou nou. Dat was wat. De man en de vrouw die aan komen rennen lijken nog meer mensen mee te nemen. Ze schreeuwen. Ik moet eruit. Er komt rook uit de motorkap. De deur klemt. Er is paniek. Het irriteert me. Als ze nu eens even rustig deden. Het lukt, de deur schiet open en ik word eruit getrokken. Ze vragen: "Hoe is het met u? Hebt u ergens pijn? U zit onder het glas..." Ja dat zie ik.

Mijn handen zitten vol glas. Mijn gezicht ook zeggen ze. Nou ja, dat zal allemaal wel goedkomen. Ik word bij de auto vandaan gehaald en verder de groenstrook opgeleid, daar is het veilig. Ik vind het zo wel welletjes en vraag met luide stem: "Is er iemand die mij naar Amersfoort kan brengen?" Ik weet zelf ook wel dat het met mijn auto niet gaat worden, maar als iemand me even brengt kom ik nog op tijd. Ik pak vanavond de trein wel terug.

Men kijkt me stomverbaasd aan. De mensen beginnen door elkaar te praten en ik begrijp al gauw dat niemand dat wil doen. Ik merk dat ik boos word. Ik slaak een diepe zucht en kijk voor me. Dan voel ik me bleek worden, ik voel het bloed uit mijn gezicht trekken. Ik voel aan het trillen van mijn benen dat ze me niet meer kunnen dragen en ik zak op mijn knieën. Voor me zie ik twee ambulances en vier politieauto's klaarstaan!

Ik begin onbedaarlijk te huilen en te klappertanden. Ineens heb ik vreselijk veel pijn aan mijn linker schouder. Dat komt, zo blijkt, door de gordel die ik om had. Ik word naar de ambulance gebracht. De controles worden gedaan: pols, bloeddruk, de wonden worden verbonden. Er worden mij vragen gesteld. Als ik weer wat controle over mijn geklapper krijg, probeer ik het nog één keer en vraag aan de ambulanceverpleegkundige: "Rijdt u misschien richting Amersfoort? Kunt u me meenemen, want ik heb een heel belangrijke intervisiedag". De man knikt begripvol, maar zegt: "U kunt nergens meer naar toe. We bellen een taxi voor u. U gaat naar huis. De auto is schroot". En zo word ik thuisgebracht. Ik heb de rest van de dag huilbuien. Het leven gaat gewoon door. Ik doe zelfs de was.

Eerst is er volgens mij niets aan de hand. Na vier weken is mijn schouder genezen. Maar ik begin slecht te slapen, krijg nachtmerries en huilbuien. Ik kan me niet meer concentreren, ik kan zelfs niet een sessie doen met een cliënt en ik krijg woedeaanvallen. Ik begrijp niet waar dit vandaan komt. Ik raak meer en meer uitgeput en kan geen licht of geluid verdragen.

Ik moet er maar even uit en ga naar mijn beste vriendin. Ze vraagt hoe het met me gaat. Ja, prima. Of ik nog klachten overgehouden heb van het ongeluk (het is inmiddels een half jaar later). Ik kijk verbaasd op. Klachten? Van het ongeluk? En dan begint het me te dagen. Nachtmerries...huilbuien...woedeaanvallen... Ik heb alle klachten van een Posttraumatische Stressstoornis, een PTSS. Thuisgekomen neem ik meteen contact op met een collega: "Heb jij een lief vriendinnetje die EMDR-therapeut is, want daar moet ik even naar toe".

Ik kan snel komen, gelukkig. Ze is erg vriendelijk, luistert naar mijn verhaal en we starten het EMDR deel. De sessie is erg heftig. Na 1½ uur zit de mascara achter mijn oren. Ik ben bekaf, maar ik heb het gezien. Het plaatje wat ik in die stilte zag. Het afscheid van de kinderen. De zoen die ik mijn zoontje van vijf niet had gegeven, omdat hij zo verdiept was in zijn spel. Het gaat als een rilling door mij heen: "Stel dat ik was verongelukt, dan had ik hem als enige geen zoen gegeven. Hoe zou dat zijn leven beïnvloed hebben".
Dát is de angel die zorgde voor de PTSS. Na een paar sessies zijn alle klachten verdwenen. Alle emotionele lading/stress rond het ongeluk is weg en ik denk: "Die lieverd heeft niets gemerkt van al die zoenen die ik heb gegeven. Niets in hem had het gevoel kunnen hebben overgeslagen te zijn. Hij weet hoeveel ik van hem houd".

Gisteren kwam ik weer langs die splitsing, op naar Lelystad. De borden van de bewegwijzering staan er al lang weer. Maar die stilte, die absolute stilte in mij. Ik zal het nooit weer vergeten. Een totale overgave. Vrij van angst.

(foto: Harry Fluks)