Het wil niet zo vlotten, maar dat hoeft ook niet. Het is ook nogal een pittig onderwerp, want veel zaken uit mijn leven komen langs. Ik ben namelijk bezig met een document 'wat moet er gebeuren als ik dood ben'. Of als we beide tegelijk verongelukken. Het is met name bedoeld voor de kinderen, zodat ze naast het verdriet niet alles hoeven uit te pluizen. Bij een aantal dingen zal dat ook niet gaan zelfs. Het is niet omdat ik er nu op voorberid moet zijn, maar omdat ik op een dag doodga en voorbereid wíl zijn. Voor de kinderen.

Ik krijg de laatste tijd regelmatig cliënten die worstelen met angst voor de dood. Ze hebben dat niet in de gaten, omdat ze kampen met bijvoorbeeld paniekaanvallen, depressieve gevoelens of een gevoel van vervreemding. Na een aantal sessies komt tot hun verbazing de angst voor de dood naar boven. In de diepere lagen is er van alles gaande, wat maakt dat ze bezig zijn met overleven. De symptomen krijgen de aandacht, terwijl die juist aangemaakt worden om ergens aandacht voor te vragen.

Ik was tien jaar toen ik te horen kreeg dat ik niet oud zou worden. De artsen hadden geen oplossing voor mijn ziekzijn. Als ik daar nu aan terugdenk heeft me dat diep geraakt, alleen kon ik dat toen niet voelen. Ik dacht: "Ik zal jullie wel eens even een poepie laten ruiken." Op mijn vijftiende werd ik beter verklaard. Dat was zo bizar. Ik moest daar eerst erg aan wennen. Aan de ene kant was ik er diep van overtuigd dat ik beter zou worden en aan de andere kant had ik een onverschillige houding ontwikkeld ten aanzien van mijn gezondheid: wat kan mij het schelen, mijn lijf is toch al verpest door vijftien jaar medicijnen.

Door mijn vele ziekenhuisopnames kwam ik regelmatig in contact met de dood. Medepatiëntjes stierven. Het hoorde erbij en ook weer niet. In het ziekenhuis horen kinderen beter te worden en niet dood te gaan. Toen ik als verpleegkundige werkte en niet in het bed lag maar ernaast stond, was ik graag bij mensen die stervende waren, die opgegeven waren, ontdaan van alle opsmuk. Of ik dat mee naar huis nam? Nee, nooit. Dit wás mijn thuis.

Soms dacht ik eraan dat ik niet oud zou worden, bijvoorbeeld als me weer iets mankeerde. Ik schoot dan meteen weer in de overlevingsstrategie: dat varkentje zullen we ook wel eens wassen. Het ging iedere keer goed. Tot...nou ja, de reuma niet helemaal.

Mijn eigen dood schoof ik voor me uit. Heel begrijpelijk voor een jong iemand. Maar nu heb ik mezelf met de neus op de feiten gedrukt. Er komt een dag dat ik deze wereld ga verlaten. Ik moet er trouwens ook niet aan denken om eeuwig te leven, want wat als het niet ophoudt?

Als het gaat over angst voor de dood komt de herinnering boven van een oefening in de workshop Logosynthese, nu dertien jaar geleden. Het heeft me meteen doen besluiten de opleiding te doen. Een heel mooie en effectieve methode om emotionele lading te neutraliseren. Snel en diepgaand. Geen idee aan welk thema ik toen wilde werken, maar op een gegeven moment zag ik, met mijn ogen dicht, een skelet tegenover mij staan. Klappertandend van angst sprongen de tranen in mijn ogen. Ik wilde me omdraaien, maar dat lukte niet. Toch zag ik achter mij ook een skelet staan. Ja, in de verbeelding kan alles.

Daar stond ik tussen twee skeletten in. Ze kwamen me halen! Ik huilde, bibberde in elkaar kruipend van angst. Na een halve minuut werd ik rustig en kon ik opnieuw kijken. De skeletten stonden stil, ze bewogen helemaal niet. Waarom was ik dan bang? Ineens floepten beide skeletten in mij. Verbijsterd, verrast en verwonderd deed ik mijn ogen open in een nieuw besef. Ik was niet bang voor de dood. Maar voor het leven! Wat ik daarmee moest wist ik niet en dat hoefde ook niet. Maar het was een gamechanger in mijn leven.

Als mensen me met opgetrokken neus vragen waarom ik dit document wil maken, denk ik aan deze oefening. De dood is een lastig thema, want het brein is gemaakt op overleven. Het vindt daar iets van. En zo wordt het een gevecht in mijzelf. Gelukkig kan ik de emotionele lading er wat afhalen zodat het lichter wordt en ik kan zien met nieuwe ogen.

Het document maak ik dus voor de kinderen. En het voelt ook fijn om een moment te kiezen om het leven rond te maken, want dan kan ik het achter me laten en weer verder gaan. Want stel dat ik stokoud word, dan hoef ik dit alleen nog maar steeds bij te werken.